De uitvoerder:
- kan de patiënt instrueren ten aanzien van de uitvoering van de spirometrie test
- kan een patiënt een geforceerde ademmanoeuvre laten uitvoeren volgens de NHG Praktijkwijzer Astma en COPD 2008 met reversibiliteit
- dient het effect op de meting van niet rechtop zitten, hoesten, te trage expiratie, onvolledige expiratie, expiratietekort te kunnen verwoorden
- kent de meest voorkomende spirometrie parameters en de relatie met de volume-tijd en flow-volume curve:
- PEF (peak expiratory flow)
- FVC (forced vital capacity)
- FEV1 (eenseconde waarde)
- FEV1/FVC ratio
- kent de criteria voor acceptatie van een test:
- snelle stijging van opgaande deel
- spitse of iets afgeronde top
- gladde curve
- geen plotse val naar X-as
- inspiratie gelijk aan de expiratie
- minimaal 6 sec geblazen
- plateau fase aanwezig > 1 sec, geen volumeverandering
- kent de criteria voor herhaalbaarheid:
- 3 curven waarvan de 2 hoogste FEV1 en FVC< 150 ml verschillen
- is op de hoogte van de GLI 2012
- kan foutbronnen opsporen in de testuitvoering
- kan een vergelijking maken met de voorspelde waarden en kent de factoren die de referentiewaarden beïnvloeden
- kan zorg dragen voor het schoonmaken en het periodiek onderhoud van de spirometer (controleren nauwkeurigheid, instellen nulpunt)
- kan een logboek bijhouden en adequaat rapporteren in de, binnen de praktijk gehanteerde, rapportagemiddelen (HIS, software voor spirometrie,etc)
- kan kenmerken van een normale, restrictieve en obstructieve curve in zowel VT-curve als FV-curve herkennen
De beoordelaar:
- kent de meest voorkomende spirometrie parameters en de relatie met de volume-tijd en flow-volume curve:
- PEF (peak expiratory flow)
- FVC (forced vital capacity)
- FEV1 (eenseconde waarde)
- FEV1/FVC ratio
- kent de begrippen obstructie, restrictie en reversibiliteit
- kent de criteria voor acceptatie en herhaalbaarheid van een test
- kent de referentiewaarden GLI 2012
- kan kenmerken van een normale, restrictieve en obstructieve curve in zowel VT-curve als FV-curve herkennen
- kan een vergelijking maken met de voorspelde waarden en kent de factoren die referentiewaarden beïnvloeden
- kan een spirometrie test laten uitvoeren
- kent modellen om spirometrie te organiseren en de bijbehorende randvoorwaarden (eigen praktijk, huisartsenlab, diagnostische verwijzing)
- kan longfunctieonderzoek systematisch interpreteren volgens het gebruikte stappen-schema in de CASPIR cursus